Een ezel is geen paard met lange oren

De ezel wordt in diergeneeskundig opzicht vaak over één kam geschoren met het paard. Er zijn zeker overeenkomsten, maar op een aantal punten vereist een ezel toch een heel andere aanpak. Verder is het heel lastig dat ziekten bij de ezel vaak pas worden opgemerkt, als ze al in een vergevorderd stadium zijn. Dit komt omdat een ezel een veel hogere pijndrempel heeft dan het paard. Aangezien een behandeling dus vaak in een laat stadium van de ziekte wordt gestart, helpt deze meestal minder goed.

In dit artikel beschrijft de auteur een aantal anamtomische verschillen die in de praktijk belangrijk zijn. Verder komen de specifieke voedingeisen aan de orde. Fouten in de voeding, met name overvoedering, geven de grootste problemen bij de ezel. Daarnaast worden de belangrijkste ziekten van de ezel

ANATOMISCHE VERSCHILLEN

  • de vacht van de ezel vertoont geen kruinen en is voor een groot deel van het jaar (oktober-juni) langer dan die van het paard, althans in ons klimaat.
  • De ezelhoef is taaier en smaller en de stand is wat steiler. De verzenen zijn iets hoger. De kleinere, elastische straal geeft een goede grip in bergachtig terrein.
  • De ezel heeft een dikkere huid met daaronder een laag vet. Deze laag loopt zadelvormig over de rug, reikt tot over het kruis en kan zich ook aan de buikzijde bevinden.
  • De hals van de ezel is korter en aan de zijkant minder bespierd. Wel beschikt de ezel over een goede hefboomwerking met zijn hals, door een andere aanhechting van spieren.
  • De borstkas is smaller dan die van het paard en het bekken is hoger.
  • Het darmkanaal van de ezels is anders. De vorming van de mestballen vindt al verder naar voren in het darmkanaal plaats. Bij de ezel zijn ze harder en kleiner (de wateropname is daardoor efficiënter).
  • De ezel heeft vijf lendewervels (het paard zes).

VOEDING

De ezel hoort eigenlijk thuis in droge gebieden met schaarse begroeiing van ruwe gewassen. Het normale dieet van een ezel bestaat dus uit gras in de zomer (matige kwaliteit, schrale weide) en hooi in de winter (matig tot goede kwaliteit). De ezel benut zijn voer efficiënter dan de pony of het paard. De vuistregel is: geef een ezel driekwart van de hoeveelheid voedsel die je een paard of pony van hetzelfde gewicht zou geven. Verder is het van belang om het gehele jaar door dagelijks een portie gerste- of tarwestro van goede kwaliteit bij te voeren. Dit om verveling tegen te gaan.

Voor de ezels met longproblemen wordt vochtig hooi en stro aanbevolen. Een liksteen mag nooit ontbreken. Er moet altijd voldoende vers drinkwater beschikbaar zijn. Ezels drinken vrij onregelmatig. In het winterseizoen kunnen wortels een welkome aanvulling op het rantsoen betekenen (1-2 kg. per dag, maar meer mag ook).

Zeventig procent van de groei vindt in het eerste levensjaar plaats. De groei gaat door tot het vierde levensjaar, maar soms ook langer. Een ezel met een stokmaat van 105-110 cm. mag hooguit 160-170 kg. wegen. In speciale omstandigheden, bijvoorbeeld na een lange winter, kunnen extra vitaminen en mineralen worden toegevoegd. Werkende ezels mogen na arbeid iets extra’s hebben.

LONGEN EN LUCHTWEGEN

Bronchitis en longontsteking.

Volgens een Egyptische onderzoek is een longontsteking de meest voorkomende ziekte bij ezels. Bij slecht weer krijgen de dieren snel een bronchitis, soms met longontsteking als complicatie.Het is dus belangrijk dat de dieren bij koud weer overdekt en tochtvrij kunnen staan.

Longworminfectie

Dictyocaulus arnfieldi is de enige longworm die bij paardachtigen voorkomt. In Nederland wordt deze longworm vaak bij ezels gevonden. Bij het paard daarentegen komt deze infectie maar zelden voor. Bij ezels geeft een longworminfectie echter zelden klinische verschijnselen, tewijl paarden er vrijwel altijd van gaan hoesten en soms zelfs koorts krijgen. Ezels kunnen jarenlang drager van deze infectie blijven, zonder dat je er iets aan ziet. Tegenwoordig kun je dit probleem goed voorkomen en bestijden, door dieren in de wei regelmatig te ontwormen en nieuwelingen eerst apart te ztetten en te ontwormen, alvorens ze in de koppel gaan.

MAAGDARMKANAAL

Koliek.

Bij de ezel lijkt koliek minder vaak voor te komen dan bij het paard. De ezel blijkt minder gevoelig voor de pijn van koliek dan het paard. Bij een lichte

vorm van koliek zal men dan ook niet veel meer zien dan een sloom, niet etend dier. Als een ezel de traditionele tekenen van koliek gaat vertonen (zoals rollen en trappen naar de buik) dan is zijn toestand meestal al vrij slecht.

Maagdarmwormen

De meeste wormen die bij de ezel voorkomen, komen ook bij paarden voor. Uitzondering zijn de longworm en de grote leverbot. Of deze laatste ook klachten veroorzaakt, is niet bekend.

HUID

Luizen.

Luizen komen veel voor bij de ezel, vooral in de lente en herfst. Jeuk is het eerste verschijnsel, gevolgd door kale plekken. Bij een ernstige infectie met zuigende luizen, kan bloedarmoede optreden.

Schurft.

Bij de ezel komen drie soorten schurftmijten voor. De infectie gaat gepaard met jeuk, haaruitval en korsten. De dieren kunnen er onrustig en bijterig van worden.

Rui.

Alhoewel de rui geen ziekte is, wordt het hier toch genoemd, omdat de rui bij ezels vaak gepaard gaat met jeuk (zoals bij huidproblemen). De rui duurt van eind april tot ongeveer eind juni, afhankelijk van het weer en de omstandigheden.

Overvoedering met eiwit.

Een ezel die teveel eiwitten krijgt, kan huidproblemen krijgen die aan staart- en manen-eczeem doen denken. Denk dus bij dergelijke klachten altijd aan het rantsoen.

HET BEWEGINGSAPPARAAT

Zoolzweer.

Een zoolzweer kan ontstaan na het binnendringen van een vreemd, scherp voorwerp in de zool of de witte lijn, waarna een ontsteking in de hoef ontstaat.

Hoefbevangenheid.

Hoefbevangenheid komt bij de ezel regelmatig voor. Het dier geeft minder snel blijk van pijn dan het paard. Het probleem kan acuut of chronisch zijn.

Als oorzaken worden aangegeven:

  • overvloedige opname van eiwitrijk voer.
  • Opname van grote hoeveelheden water door een verhit dier.
  • Vergiftiging door baarmoederontsteking of longontsteking.
  • Langdurig zwaar werk op harde ondergrond, zoals asfaltwegen.

De verschijnselen zijn warme, pijnlijke hoeven, ernstige kreupelheid, pijn bij het staan, koorts en zweten.  In chronische gevallen ziet men een vervormde hoef met horizontale ringen in het hoorn.

HET GESLACHTSAPPARAAT

Castratie.

Castratie van een ezelhengst kan het best worden uitgevoerd rond het eerste levensjaar. Geadviseerd wordt de ingreep uit te voeren vóór het vijfde jaar, omdat de ezel anders zijn hengstenmanieren behoudt.

De meest gebruikte methode is de halfbedekte castratie, met als bij het paard.

STOFWISSELINGSZIEKTEN

Hyperlipemie of ‘vet in het bloed’

Hyperlipemie is de meest voorkomende stofwisselingsziekte bij ezels. De oorzaak is niet altijd duidelijk, stress speelt, in combinatie met overgewicht, een belangrijke rol. Snel vermageren is ook en vorm van stress. Een ezel mag niet meer dan 2 kg. per maand afvallen.

Steatitis.

Steatitis is een ontsteking van de vetlaag in de nekstreng, net onder de manen-kam. Dit komt af en toe voor bij ezels, zelfs al bij veulens van enkele weken oud. De prognose is niet zo goed.Soms helpt het om een mengsel van vitamine E met selenium te voeren.