Veulendiarree

Diarree is een veel voorkomend probleem bij jonge veulens. Zo zal ongeveer 80% van de veulens voordat ze 6 maanden oud zijn, een episode van diarree door maken.
In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de verschillende vormen van veulendiarree.

In tegenstelling tot de situatie bij de volwassen ezel, kunnen de dikke en de blinde darm van liet veulen (tot de leeftijd van 3 maanden) niet voldoende compenseren, hij een geval van dunnedarmdiarree. De meeste vormen van veulendiarree zijn juist te wijten aan dunnedarmaandoeningen. Daarom is het belangrijk te trachten de oorzaak van de diarree te achterhalen. Sommige vormen van diarree –zoals clostridium- kunnen zeer agressief en hyperacuut verlopen, met een sterke uitdroging van het veulen tot gevolg en zelfs sterfte.
Diagnose en therapie.

Juist omdat een jong veulen niet veel reserve heeft, zal de dierenarts bij het optreden van diarree direct een behandeling instellen. Deze is gebaseerd op een waarschijnlijkheidsdiagnose, gesteld na een gedegen klinisch onderzoek.

Deze diagnose en therapie kunnen dan later, door middel van verschillende laboratoriumonderzoeken. worden bevestigd of gewijzigd. Slechts in 50% van de gevallen van diarree kan de oorzaak aangetoond worden. Omdat hij de besmettelijke vormen van diarree de sterfte echter hoog kan oplopen, is het belangrijk om de diagnose zo goed mogelijk te stellen.

Grosse modo is het veulen op verschillende leeftijden min of meer gevoelig voor bepaalde ziektekiemen. Op basis van dit gegeven kan reeds een voorzichtige waarschijnlijkheidsdiagnose worden gesteld.

Diarree hij jonge veulens (0-7 dagen).

In de eerste levensweek zijn de belangrijkste infectieuze oorzaken van diarree, de virale diarree, welke kan worden teweeggebracht door verschillende virussen: Rota-, Corona- en Adenovirussen. De bacteriële diarree bij het jonge veulen is, in de eerste levensweek. meestal te wijten aan bepaalde bacteriën zoals E.Coli. Salmonella spp, Actinobacillus equuli en Campylobacter.
De Clostridium bacteriën (difficile en perfringens) worden meestal iets later gezien (1 tot 6 weken leeftijd)
Diarree veroorzaakt door gisten (Candida, Mucor) en crypto-sporidiën worden minder frequent gezien hij het jonge veulen.

Ook de vormen van diarree die veroorzaakt worden door de voeding, zoals aangeboren lactose-intolerantie (het veulen is niet in staat de merriemelk adequaat te verteren), antibioticagerelateerde diarree (therapeutisch toegediende antibiotica vernietigen helaas ook de goede’ darmkiemen) en het foutief voederen (hoeveelheid en frequentie), worden in de eerste weken veel gezien.

Veulenhengstigheids diarree

De meest geziene vorm van diarree tijdens de eerste levensweek is uiteraard de alom bekende ‘veulenhengstigheidsdiarree’. De meeste veulens maken deze milde diarree door gedurende 1 tot 7 dagen, hetgeen meestal samen gaat met de veulenhengstigheid van de merrie.

De oorzaak van deze diarree is echter meer te vinden in de normale ontwikkeling van de dikke en blinde darm van het veulen. Op deze leeftijd doen de veulens meestal aan coprofagie (= het eten van mest) en beginnen ze reeds met het opnemen van vast voedsel Dit bevordert de ontwikkeling van de dikkedarmfauna- en flora.

Deze ontwikkelingen resulteren wel eens in storingen in de darmmobiliteit en zo in diarree. De diarree is veelal waterig en niet stinkend. De diarree gaat ook niet gepaard met pijnen (kolieken) en het veulen blijft steeds levendig. Het nat worden (en blijven) van de achterhand kan wel aanleiding geven tot een lichte huidontsteking en haarverlies rond de anus. Het feit dat de merrie dan net hengstig is, is dus meer toeval dan wel de oorzaak van de diarree van het veulen. De samenstelling van de melk is dan ook weinig veranderd op dat tijdstip. Wel kan het zijn dat de merrie onrustiger is en zo het veulen niet toelaat op regelmatige tijdstippen te zuigen. lHet ontbreken van deze regelmaat kan dan ook de darm-werking beïnvloeden. De dikke en blinde darm zullen zich in deze periode snel ontwikkelen, zodat deze vorm van diarree meestal vanzelf overgaat. Het gebruik van antibiotica is hier tegenaangewezen, omdat deze antibiotica de ‘goede’ bacteriën eveneens vernietigen.

Diarree bij het iets oudere veulen (1-6 weken)

Naast de reeds genoemde oorzaken treden in deze periode ook andere bacteriën (R.Equi. C.Difficili/perfringens) en parasieten (S.westeri, P.equorum en S.vulgaris) op de voorgrond. Bij de niet-infectueuze oorzaken wordt het lijstje van oorzaken van diarree aangevuld met kopertekorten en maagzweren, welke beide aanleiding kunnen geven tot de ontwikkeling van diarree.

Veulendiarree tijdig en doeltreffend behandelen.

De behandeling van veulendiarree kan een tijdrovende en kostbare zaak worden, hetgeen het belang van een goede preventie alleen maar onderstreept. Vermits de reserves van een veulen erg beperkt zijn., dient de dierenarts tijdig ontboden te worden om erger te voorkomen.
Het laten vasten van het jonge veulen is een gevaarlijke vorm van behandelen’. Het veulen wordt beter niet van de merrie ‘afgetrokken’ maar eventueel kan via een mondstuk worden verhinderd dat het veulen drinkt, of nog beter kan men de merrie regelmatig uitmelken, zodat liet veulen minder melk ter beschikking heeft. Deze ‘therapie’ kan pas ingezet worden wanneer er voor gezorgd wordt dat het veulen een vervangende vochtvoorziening krijgt. Meestal is het dus niet nodig het veulen ‘van de melk’ te houden en volstaat het om de melkopname te reduceren (merrie uitmelken).
Veelal is de merriemelk juist een goede bron van lokale antistoffen (lgM) (die een grote rol kunnen spelen in de strijd tegen de virale diarree. Slechts in het geval van een ernstige clostridium diarree is het tegenaangewezen om het veulen nog van melk te voorzien, in ieder geval dienen gewicht en algemene toestand van het veulen nauwgezet te worden opgevolgd, zodat er tijdig kan worden ingegrepen. Het gezonde veulen neemt al snel 10 tot 11 liter melk op per dag (20 â 25% van zijn lichaamsgewicht) hetgeen een dagelijkse groei geeft van om en nabij de 1 tot 2kg/dag!

Tekort aan suiker en vocht.

Door de kleine reserves van het jonge veulen zal het, wanneer de voeding niet goed kan worden opgenomen. snel een suikertekort krijgen (hypoglycemie). Tevens is de nier van liet veulen nog niet in staat om het lichaamsvocht te ‘sparen’. Daardoor zal het veulen veel belangrijke elementen sneller verliezen (kalium, bicarbonaat).
Wanneer de darm niet al te veel is beschadigd, kan er vocht worden toegediend met de voeding. Er wordt voor gezorgd dat deze commercieel beschikbare oplossingen voldoende stoffen aanbrengen om de verliezen van het veulen te compenseren. Veelal wordt er zo ook suiker aan het veulen gegeven. Ook bepaalde zouten (kalium) kunnen aldus worden gesupplementeerd. Bij het geven van de oplossing bootst men best het natuurlijke drinkgedrag van het veuen (500 ml. om de 1 tot 1,5 uur) na.

Bij het opgeven via een sonde rechtstreeks in de maag bestaat het risico, dat men ineens te veel vocht toedient, hetgeen niet goed is. Naast deze oplossing moet men er voor zorgen dat het veulen de beschikking heeft over vers water.

Bij erge vitale diarree moet men soms overgaan tol het geven van bloedplasma van (gevaccineerde) merries aan het veulen. Bij erge vitale diarree moet men soms overgaan tol het geven van bloedplasma van (gevaccineerde) merries aan het veulen. Dit kan rechtstreeks in liet bloed (1-3 liter) gebeuren door de dierenarts, soms wordt het ook met de voeding meegegeven (50 ml. plasma om de 4 uur).

Bloedspiegels controleren

Wanneer er teveel darmschade is opgetreden of wanneer het veulen teveel is uitgedroogd, is het beter de dierenarts te ontbieden om het veulen via de bloedbaan van vocht, energie en elektrolyten te voorzien. Het supplementeren van de verschillende elementen waaraan het veulen een tekort heeft opgelopen (calcium, glucose, kaliumchloride) is een secuur werkt en dient herhaaldelijk te worden gecontroleerd aan de hand van bloedopnames.

Tesamen met het controleren van deze bloedspiegels, moet er eveneens worden nagegaan in hoeverre liet jonge veulen nog voldoende afweer (antistoffen) in de bloedbaan heeft. Door het opgelopen energietekort kan het namelijk zijn, dat deze antistoffen (opgenomen met de eerste biest) worden verbrand als energieleverancie, in plaats van dat te worden aangewend om het lichaam te beschermen legen vreemde kiemen. Waar nodig kunnen deze antistoffen worden aangevuld met bloedplasma.

Op het geval er risico ontstaat op een veralgerneende besmetting, worden er eveneens antibiotica toegediend. In erge gevallen wordt er ook een darm beschermend middel toegediend, om de darmwand te beschermen. Het gebruik van antidiarreemiddelen (bv. imodiurn) legt de darmwerking stil. De darm zit op dat ogenblik vol met gifstoffen. Deze middelen zijn alsdus niet steeds zonder gevaar.

Maagzweren

Steeds moet er aan dergelijke veulens bovendien een middel worden gegeven om de ontwikkeling van maagzweren tegen te gaan. Doordat deze maagzweren hij uitgedroogde veulens zich zo snel kunnen ontwikkelen, zijn sterke pijnstillers en/of koortsremmers gevaarlijk. vermits deze het ontstaan van dergelijke maagzweren in de hand werken.

Ontwormen

In het geval van parasitaire diarree (voornamelijk S.westeri) wordt er best ontwormd niet Ivermectines. Het gebruik van benzimidazoles wordt door de parasitologen afgeraden wegens de te hoge graad van resistentie van de vormen, ten opzichte van deze middelen.
Het gebruik van moxidectine (Equest) is sterk tegenaangewezen hij liet jonge veulen, omdat er risico bestaat op hersenbeschadiging.
Het toedienen via de mond van lactobacillen zou vooral van nut zijn hij Rota-diarree. Ook yoghurt (vooral aardbeiensmaak wordt door de veulens geliefd) zou een verbetering geven van de darmflora, doch wetenschappelijke bewijzen ontbreken tot dusver.

Beter voorkomen dan genezen

De preventie van veulendiarree begint bij een voldoende biestvoorziening in de eerste levens- uren van het veulen. Verder moet men merrie en veulen steeds in dezelfde groep houden en huisvesten. Tot op heden bestaat de mogelijkheid niet om in België de merries preventief te vaccineren tegen bepaalde vormen van diarree. Bij een uitbraak van diarree is het beter om ontsmettingsbaden te voorzien ((phenolderivaten of quaternaire ammoniumoplossingen) en een strikte scheiding tussen het zieke veulen en andere venlens respecteren.  Dierenarts .1 an Govacre,