Rhinopneumonie

Kan mijn ezel/paard rhino krijgen?

Het houdt de gemoederen in de paardenwereld flink bezig: rhinopneumonie. De laatste tijd zijn er verschillende uitbraken van dit virus geweest en er vielen daarbij meerdere slachtoffers. Wat houdt het rhinovirus precies in en als ezel/paardenliefhebber wil je natuurlijk vooral weten: loopt mijn ezel/paard gevaar?

Volgens dierenarts Franklin Lashley van dierenkliniek De Keerhoeve is er geen reden tot paniek. “Rhino sluimert altijd. De ademhalingsvorm, waarbij de paarden hoesten en koorts hebben, komt het meeste voor”. Je kunt volgens Lashley maatregelen nemen door de paarden te enten. Dit kan niet tegen de gevreesde neurologische vorm, maar deze variant komt niet vaak voor.

Rhinovirus.

Rhinopneumonie behoort tot de groep van de herpesvirussen. Deze virussen zijn niet alleen berucht bij dieren, maar ook bij de mens. Na besmetting met het herpes simplexvirus ontstaat de koortslip, waarschijnlijk de meest bekende vorm bij mensen. Je lichaam maakt wel afweerstoffen, maar de weerstand is niet hoog genoeg om het virus te laten verdwijnen. De koortslip verdwijnt, maar wanneer de weerstand van het lichaam wat lager is, speelt het virus weer op en komt de koortslip terug. Doordat je lichaam het virus niet meer definitief kan verwijderen, ben je drager geworden. Je kunt hierdoor steeds weer last krijgen en je kunt anderen besmetten. Als je eenmaal een infectie met een herpesvirus hebt gehad, is de kans vrij groot dat je drager bent. Dat geldt ook voor paarden. Volgens specialisten op het gebied van rhino bij het paard,  zou dat in dertig tot veertig procent van de gevallen zo zijn.

Besmettelijk.

Van het rhinovirus wordt aangenomen dat er bij een afstand van enige meters al geen besmetting meer mogelijk is. Natuurlijk geldt dit niet voor de spullen die je meeneemt, als je bijvoorbeeld snot van een besmet paard op je handschoen hebt, kun je het virus overbrengen op een gezond paard wanneer je het met dezelfde handschoen aait. Wat nou als je wedstrijd hebt, maar het virus in de buurt heerst? “Als er op een paar kilometer afstand van je stal een uitbraak is, is er geen directe aanleiding om niet op wedstrijd te gaan”, zegt Lashley. “Rhino verspreidt zich niet, zoals influenza, via de lucht”. Het belangrijkste is volgens hem dat zieke dieren afgezonderd worden en geen contact hebben met gezonde paarden.

Paarden en ezels zijn heel gevoelig voor het rhinovirus. Wanneer er geen antilichamen zijn, hebben ze weinig smetstof nodig om ziek te worden. Of een paard daadwerkelijk geïnfecteerd wordt, hangt af van de hoeveelheid smetstof (infectiedruk) waarmee het in aanraking komt en hoeveel antilichamen (afweer) het paard heeft. Bij een kleine afweer en grote infectiedruk wordt het paard zeer waarschijnlijk ziek.

In tegenstelling tot wat vaak gevreesd wordt, raast een infectie niet door een streek, maar door een stal. De infectie heeft een incubatietijd van vijf tot twaalf dagen. Daarna wordt een paard ziek. Hij traant uit zijn ogen, heeft neusuitvloeiing en een beetje verhoging tot hevige koorts. Soms valt het nauwelijks op. Het meest gevreesd is de neurologische vorm. Hierbij kan het paard door aantasting van het ruggenmerg verlamd raken. Deze vorm komt gelukkig niet vaak voor.

Enten

Tegen het rhinopneunomievirus bestaan entingen. Het probleem is alleeen dat een herpesvirus het lichaam niet erg stimuleert tot het maken van antilichamen. De weerstand na een enting is dan ook niet zo hoog en zakt naarmate de tijd verstrijkt redelijk snel. Een geënt paard dat met een flinke hoeveelheid virus wordt besmet, maakt een maand of twee na de enting toch weer de ziekte door. Daarom moet je volgens Lashley altijd álle paarden op stal enten. Als je dat minstens twee keer per jaar doet, wordt de kans op verspreiding van een infectie een stuk minder groot. Bij dragers wordt het virus dan minder snel uitgescheiden. Het eventuele kleine beetje virus dat vrijkomt, geeft – door de dieren die wél weerstand hebben – geen aanleiding om een infectie te veroorzaken.

Het rhinopneuminievirus kent verschillende verschijningsvormen:

luchtwegproblemen/snotteren

abortus bij een drachtige merrie

neurologische verschijnselen, ataxie (verlamming)

Luchtwegproblemen komen veruit het meeste voor, voornamelijk bij jonge paarden en zijn het minst schadelijk. Deze symptomen zijn te vergelijken met een verkoudheid/griep bij de mens; van wat gehoest en gesnotter tot koorts.

In de regel doorstaat het paard de ziekte en knapt weer op. Paarden die eenmaal Rhino gehad hebben zullen, al zijn ze niet meer ziek, altijd latent drager van het herpusvirus blijven. Dat houdt in dat ze andere paarden nog wel kunnen besmetten, ook al zijn ze zelf niet meer ziek.

Spontane abortus.

Ondanks het feit dat de ‘Rhinogriep’ vrij ongevaarlijk is voor het paard, is Rhino een van de grote angsten van de stal- of pensionhouders. Dat is niet vreemd. Het Rhinovirus infecteert namelijk niet alleen de slijmvliezen van de luchtwegen, maar ook die van de baarmoeder. Dit kan bij drachtige merries al snel leiden tot een abortus.

Ook is de infectiedruk op stal vaak hoog. De latente drager van het Rhinovirus dragen dit over aan veelal jonge paarden (jaarlingen) die nog geen sterke afweer hebben. Deze jonge paarden worden ziek en gaan snotteren. Dit heeft vaak tot gevolg dat ook de paarden die reeds eerder Rhino doorstonden weer ziek worden: zo neemt de infectiedruk hand over hand toe; een risico voor drachtige merries op stal. Het is dan ook zaak om bij de eerste tekenen van Rhino in de nabije omgeving, drachtige merries af te zonderen.

Neurologische poroblemen.

De derde verschijningsvorm van Rhino is de meest ernstige; hierbij doen zich in meer of minder ernstige mate neurologische problemen voor. Deze kunnen variëren van onzeker lopen (zwalken) tot, in het ergste geval, een complete verlamming van de achterhand. De prognose is in deze gevallen vrijwel altijd slecht.

Op de site van dierenkliniek Lemmer.nl staat over Rhinopneumonie:

“Ezels kunneen wel Rhinopneumonie krijgen, maar ze zijn gevoelig voor een ander doort serotype dan het paard. Het Rhinopneumonie-virus (Equine Herpes Virus) bestaat in 8 soorten, die genummerd zijn van EHV 1 t/m 8. Het paard is gevoelig voor serotype 1 t/m 5, de ezel voor serotype 6 t/m 8.

dit betekent dus, dat paarden en ezels dit virus niet van elkaar kunnen overnemen. Dit betekent ook, dat, omdat er veel meer paarden dan ezels in dit land leven, de serotypes waar de ezel gevoelig voor is, weinig voorkomen. Ezels lopen dus hier in Nederland een kleiner risico op het krijgen van de ziekte”.

Bronnen: www.horses.nl   www.nmlhealth.com    www.dierenklinieklemmer.nl