Sociaal gedrag in de ezelweide

Ezels communiceren door middel van geluiden, geur en houding. Alle ezels nemen de wereld om hen heen op gelijke wijze waar en hebben hetzelfde basisgedragspatroon. Toch is het duidelijk dat het gedrag van het dier in belangrijke mate beïnvloed wordt door eerder opgedane ervaringen.
De tastzin, reuk en smaak geven ezels informatie over hun omgeving, in het bijzonder over wat eetbaar is.
Het gehoor van het dier is redelijk goed. Tijdens het grazen op de wei kunnen andere leden van de groep op een afstand van ruim 800 meter herkend worden.
Ezels zien goed in het donker en hebben een goed overzicht over hun omgeving. Ze zijn in staat om voorwerpen dichtbij en veraf tegelijkertijd scherp te zien.

Het duidelijkste geluid dat een ezel maakt is het balken, dat over een aanzienlijke afstand te horen is. Het balken geeft informatie over de status van het balkende dier en kan bovendien de samenhang van de groep handhaven. In het wild wordt het meest gebalkt door plaatselijk dominante hengsten. De merries en veulens balken zelden, tenzij ze gescheiden zijn van hun groep of als de merries hengstig zijn.

Als huisdier balken ze dikwijls, voornamelijk tijdens de voertijd en in antwoord op balken van andere ezels. De balkgeluiden zijn van elkaar te onderscheiden door de erbij vertoonde stand van de oren: bij een uitdaging worden de oren plat achteruit en bij hofmakerij rechtop.

Naast het balken kan men ezels horen knorren en grommen bij boosheid, snuiven of briesen bij opluchting, bij afkeer, bij opwinding of bij irritatie van de neus. Als ze op zoek zijn naar gezelschap gaan ze vaak zacht kreunen.

Ezels tonen elkaar duidelijk of ze de onderlinge afstand willen vergroten of juist willen verkleinen. Bij strijdlustig gedrag waarschuwen de dieren andere ezels dat ze op een afstand moeten blijven door dreigen met bijten of dreigen met slaan. Een matig sterke nijging tot bijten wordt vertoond door teruggelegde oren en een gestrekte hals. Is de dreiging wat sterker, dan opent de ezel ook de mond.
Klappen worden het meest uitgedeeld door merries aan toenadering zoekende hengsten en door hengsten aan andere hengsten die ze niet kennen. Een niet te sterke dreiging tot slaan wordt gedemonstreerd door terugleggen van de oren en het draaien van de romp naar de tegenstander. Vooraleer een klap met een achterhoef wordt gegeven, licht de ezel de achterhoef op en zwaait met de staart.

De begroetingshouding is gelijk aan die bij matig sterke dreiging, alleen zijn hierbij de oren naar voren geplaatst in plaats van naar achteren. Het groeten gebeurt door aanraking met de neus.

Wederzijds huidverzorging is eveneens een vorm van aansluitingzoekend gedrag en bevestigd inning contact tussen bepaalde paren. De wederzijdse huidverzorging kan een half uur of langer duren.

Spelen ziet men het meest bij jonge ezels. Heel jonge ezels spelen met hun moeder en verkennen zo hun naaste omgeving en onderdoeken de dingen die voor hen nieuw zijn. Oudere veulens spelen meer met elkaar, waarbij ze kunnen bijten en achteruitslaan. De oren zijn hierbij niet naar achteren gericht, maar naar voren, om de vriendelijke bedoeling te uiten. Geruststellend gedrag wordt gehanteerd om andere ezels te overtuigen dat de benadering niet vijandig is.

Wanneer dieren met een lagere status hoger geplaatste ezels benaderen, dan wordt dit gedrag altijd vertoond.
We bemerken dit vooral door veulens en door ezels die een soortgenoot om huidverzorging vragen. De kalmerende partner maakt bijtbewegingen onder het naderen: de onderkaak wordt op en neer bewogen terwijl de tanden bedekt blijven.

Ezels mesten en urineren bij voorkeur op enige afstand van de rustplaatsen en grazen niet dicht bij hopen mest. In kleine weiden kan dit problemen opleveren.
Vaak produceren ze mest en urine na een rustperiode en als reaktie op het mesten en urineren van andere ezels.
Rollen op de wei is vaak een gemeenschappelijk aktiviteit, waarbij verscheidene ezels rollen in vlugge opeenvolging. Ezels maken ook hun eigen rolplaats op kale grond door de aarde met de voorhoeven om te krabben.
Door het rollen verzorgen de ezels hun huid na rustperioden om zich te bevrijden van zweet, losse haren en uitwendige parasieten. Plaatsen die buiten bereikt van het dier zelf liggen, worden geschuurd tegen levenloze voorwerpen of tegen andere dieren.
Zowel individuele ezels als groepen hebben hun voorkeur wrijfplaatsen.

Tot slot springen ezels spaarzaam om met hun energie. Volwassen dieren draven alleen als ze verontrust of opgewonden zijn. Ze galopperen enkel bij een achtervolging. Ezels rusten vaak tussen twee opeenvolgende voedingsronden. Het rusten kan zowel staand als liggend op de borst of op de zijde. Jonge veulens gaan liggen om te rusten of leunen tegen hun moeder. Naarmate ze ouder worden, rusten ze vaker staand.